-
1 legeren
legeren1 [doen kamperen] encamp♦voorbeelden:1 [platliggen] be flattened♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich legeren〉♦voorbeelden:————————legeren1 alloy -
2 legeren
-
3 lagern
lagern2 opgeslagen liggen, in voorraad zijn♦voorbeelden:in ähnlich gelagerten Fällen • in soortgelijke, dergelijke gevallendieser Fall ist anders gelagert • dit is een ander geval, deze zaak ligt andersII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opslaan, opleggen, bewaren ⇒ (op)stapelen, opbergen2 legeren, (neer)leggen♦voorbeelden:flach lagern • plat neerleggen1 zich legeren, gaan zitten, liggen (rusten), zich uitstrekken♦voorbeelden:1 er lagerte sich im, (minder vaak) ins Gras • hij legerde zich in het gras, ging in het gras liggen, zitten rusten -
4 encamp
v. kamperen, de tenten opslaan[ inkæmp]1 kamperenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een kampeer/legerplaats geven (aan)♦voorbeelden: -
5 cantonner
cantonner [kãtonnee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈figuurlijk; + dans〉 zich beperken (tot) ⇒ zich bepalen (tot), zich verschansen (in) 〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:1. v2) inkwartieren2. v -
6 coucher
coucher1 [koesĵee]〈m.〉2 onderdak ⇒ onderkomen, nachtverblijf♦voorbeelden:————————coucher2 [koesĵee]1 overnachten ⇒ de nacht doorbrengen, slapen♦voorbeelden:voiture qui couche dehors • auto die 's nachts altijd buiten staat→ chambreenvoyer coucher qn. • zich van iemand ontdoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 op schrift stellen ⇒ neer-, opschrijven, optekenen♦voorbeelden:2 zich uitstrekken ⇒ gaan liggen, zich (neer)leggen♦voorbeelden:se coucher par terre • op de grond gaan liggen→ lit1. m2) onderdak3) ondergang [zon]2. v1) overnachten, slapen4) neerleggen6) neer-, opschrijven3. se coucherv2) gaan liggen3) ondergaan [zon] -
7 legen
legen♦voorbeelden:etwas auf den Abend legen • iets naar 's avonds verschuivenden Patienten in ein anderes Zimmer legen • de patiënt op een andere kamer leggenTruppen in eine Stadt legen • troepen in een stad in kwartier leggen, legeren2 gaan liggen ⇒ afnemen, luwen, ver-, afflauwen, bedaren♦voorbeelden:sich auf die Couch legen • op de bank gaan liggendie Grippe hat sich auf die Nieren gelegt • de griep is op de nieren geslagenNebel legte sich über die Stadt • er spreidde zich mist over de stad uiter legte sich zu ihr • hij ging bij haar liggensich aufs Lügen legen • zijn toevlucht tot leugens nemen -
8 amalgamate
v. amalgameren; samensmelten, vermengen (metalen met kwik legeren)[ əmælgəmeet] 〈zelfstandig naamwoord: amalgamation〉1 (doen) samensmelten ⇒ (zich) amalgameren/verbinden/vermengen; annexeren, in zich opnemen♦voorbeelden: -
9 allier
allier [aaljee]♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский